Onderzoekers over de hele wereld trachten een vaccin te ontwikkelen tegen het nieuwe Corona-virus dat COVID19 veroorzaakt. Intussen werden meer dan 7 miljoen mensen besmet en stierven meer dan 400.000 mensen aan de gevolgen ervan. Dierproeven zijn standaard in medisch onderzoek. Los van onze bezorgdheid over de vele dieren die worden opgeofferd, dreigen we met dierproeven meer tijd te verliezen dan te winnen in de strijd tegen COVID19. Enkele antwoorden op veel voorkomende vragen.
Hoe worden dieren gebruikt in COVID19-onderzoek?
Dieren worden bijvoorbeeld gebruikt om te testen of een nieuw vaccin veilig is. Dieren worden dan geïnjecteerd met het vaccin aan een hoge dosis (veel hogere dosis dan bij mensen). Dieren kunnen ook verplicht worden om het in te ademen. Vervolgens wordt 28 tot 90 dagen gewacht om te kijken of ze ziek worden. Uiteindelijk worden de dieren gedood om te onderzoeken of er schade is aan de organen door het vaccin. Vaccins worden ook getest op hun werkzaamheid. Dieren worden dan ‘gevaccineerd’ met de stof die men onderzoekt en vervolgens wordt het virus toegediend. Een voorbeeld uit de praktijk, namelijk over het kandidaat-vaccin dat aan de Oxford Universiteit in het Verenigd Koninkrijk werd ontwikkeld: zes apen kregen een vaccin geïnjecteerd en werden besmet met het virus, terwijl drie andere apen het virus kregen zonder vaccinatie. De apen werden opgevolgd gedurende 7 dagen en dan werden ze gedood en onderzocht. Alle negen apen bleken positief voor COVID19, dus het vaccin stopte de infectie niet. De gevaccineerde apen bleken echter mildere symptomen te vertonen, ze kregen bijvoorbeeld geen longaandoening. Dus werden toch klinische testen gestart met het kandidaat-vaccin.
Vaccins krijgen veel aandacht, maar ook tijdens de zoektocht naar geneesmiddelen worden dieren ingezet. Dierproeven gebeuren ook om een geschikte soort te vinden om testen op uit te voeren en voor onderzoek naar het virus zelf. Tijdens de meest van deze experimenten wordt het virus bij dieren geïnjecteerd via de neus, waarna ze geïsoleerd in kooien worden gehouden en uiteindelijk worden gedood.
Welke dieren worden hiervoor gebruikt en hoeveel?
Verschillende diersoorten worden ingezet, maar de meest voorkomende zijn muizen, ratten, hamsters, katten, cavia’s, fretten en apen. Exacte cijfers weet niemand, aangezien er niet meteen een overzicht wordt bijgehouden. Pas na enkele jaren zullen we de echte cijfers kennen, op basis van alle rapporten van instellingen en landen. Onderzoek van Cruelty Free Europe, waarmee GAIA samenwerkt inzake het terugdringen van proefdiergebruik, wijst in de richting van ongeveer 200 miljoen dieren die jaarlijks wereldwijd worden gebruikt in experimenten. Van dat astronomisch aantal gebeuren meer dan 200.000 testen op honden en meer dan 150.000 proeven op apen. We mogen aannemen dat COVID19 heeft gezorgd voor een toename in proefdiergebruik.
Waarom helpen dierproeven ons weinig verder?
Uit het COVID19-onderzoek van afgelopen maanden blijken fretten en katten gevoelig te zijn voor het virus, hoewel nog altijd niet dezelfde symptomen optreden als bij de mens. Honden, varkens, eenden en kippen zijn nauwelijks vatbaar voor het virus. Zelfs bij apen veroorzaakt COVID19 niet dezelfde schadelijke effecten als bij de mens. Dus het onderzoek zelf toont aan dat dieren eigenlijk niet geschikt zijn om een medische oplossing te ontwikkelen. Nieuw is dat inzicht niet: een vaccin tegen AIDS is al decennialang onderwerp van intens onderzoek, waarbij honderden klinische testen zijn gebeurd op tal van ‘beloftevolle’ vaccins, die bij apen werkten en blijkbaar niet bij mensen.
Dierproeven leveren informatie op, maar die informatie kan onderzoekers misleiden. Vaccins of geneesmiddelen die op het eerste gezicht goed werken bij bepaalde diersoorten, zijn niet werkzaam of zijn zelfs schadelijk bij mensen. Dat leert de medische geschiedenis ons. Slechts 6 procent van kandidaat-vaccins bereikt de markt, voor kandidaat-geneesmiddelen is dat 10 procent. In al die andere gevallen zijn onderzoekers hoopvol, op basis van testen op dieren. Maar eens de testen gebeuren op mensen, blijken vaccins en geneesmiddelen niet veilig of niet te werken. Het merendeel van het opgebouwde inzicht met dierproeven is dus gewoon niet relevant.
Is er ook goed nieuws, worden ook proefdiervrije methoden toegepast?
Een aantal van de meest beloftevolle vaccins zijn ontwikkeld met de nieuwste technologie. Het Amerikaanse bedrijf Moderna slaagde erin om klassieke testen op dieren te vermijden en sneller over te gaan naar klinische testen bij mensen. De meeste vaccins zijn inactieve of verzwakte versies van een virus dat dan wordt geïnjecteerd bij mensen en een immuunreactie moet veroorzaken, zonder ziek te worden. Moderna heeft een methode ontwikkeld waarbij de moleculaire instructies voor het maken van virus-onderdelen rechtstreeks bij mensen wordt geïnjecteerd. Hiermee wordt immuniteit bekomen, net als bij traditionele vaccins, maar zonder een lang en duur productieproces. Het vaccin van Moderna (mRNA-1273) was overigens het eerste dat de fase van klinische testen bereikte.
Meer dan ooit komen kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek enerzijds en humane technieken voor medische ontwikkeling anderzijds, samen. Dierproeven vervangen betekent niet mensen in gevaar brengen. Integendeel, dierproeven geven een vals gevoel van veiligheid. Nieuwe technieken zorgen net voor een betere bescherming. Voor het testen van toxiciteit van stoffen bestaat al een ruim aanbod van proefdiervrije methoden. Voor medisch onderzoek is dat aanbod beperkter, hoewel methoden als body-on-a-chip en organoïden tegenwoordig ook immuuncellen kunnen bevatten en dus gebruikt kunnen worden voor vaccinontwikkeling. Toch blijft het merendeel van het onderzoek gebeuren op dieren.